Hun Indiaanse taal kent een uniek tijdsbesef. Wij Nederlanders zeggen “Je hebt nog een heel leven vóór je” of “ Gelukkig hebben we dat achter de rug”. De toekomst wordt vóór gesitueerd en het verleden achter de spreker. Tot voor kort werd aangenomen dat alle volken (ongeacht taal of cultuur) zich het verleden voorstellen achter en de toekomst voor zich. Dit zou samenhangen met de menselijke fysiologie (ogen vóór het hoofd) en de manier van bewegen (voorwaarts niet zijwaarts).
Echter bewijst de Aymara-taal, als een van de weinigen, het tegendeel. Als Aymara’s tijd beschrijven dan bevindt het heden zich vlak vóór hun voeten. De toekomst bijvoorbeeld “Dit jaar” wordt aangeduid met het wijzen met hun duim over hun schouder. In het geval van “Verleden jaar” wijzen ze naar een punt verder wat vóór de spreker. Om de verstreken tijd aan te duiden, maakt men een handbeweging naar voren, over de volle lengte van de arm als het gaat over een ver verleden. Kortom, de gebaren bevestigen de taaluitingen.
Maar hoe komt dit nu eigenlijk? Het antwoord hierop is te vinden in de manier waarop zij “kennis” associëren met zicht. Zij leggen de nadruk op visuele waarneming als bron van kennis. Bijvoorbeeld
een Aymara die zegt: „Gisteren kookte mijn moeder aardappels” gebruikt verschillende werkwoordsvormen wanneer hij dat zelf heeft gezien en wanneer hij dat niet heeft gezien. Er wordt daarmee in de taal een onderscheid gemaakt tussen wat binnen en buiten de gezichtskring ligt. Dit verklaart ook de scheidslijn tussen de ongeziene toekomst en het zichtbare heden en verleden.
Lees meer hierover in het krantenartikel [fancy_link color=”black” link=”http://vorige.nrc.nl/buitenland/article1695441.ece/”]Aymara’s hebben uniek tijdsbesef[/fancy_link].
In het onderstaande filmpje wordt in het Spaans meer vertelt over de Aymara-cultuur.